In de viewer maak je de gegevens voor jezelf beschikbaar met behulp van twee menu’s: links en rechts.
Voor een verklarende woordenlijst van de codes en afkortingen zie deze pagina (link volgt nog).
De viewer is nog in ontwikkeling. In de komende maanden kunnen regelmatig wijzigingen in de website, de tabellen en de viewer worden aangebracht. In deze bètaversie van de viewer moet je soms even geduld hebben met het laden van gegevens. Ook ga je niet automatisch terug naar het vorige scherm via de < - knop van je browser.
Gemeenteambtenaren kunnen voor ondersteuning terecht bij de helpdesk van het Expertise Centrum Warmte.
De Startanalyse is een startpunt voor nader onderzoek door gemeenten en betrokkenen. Zij kunnen de kostenberekening corrigeren met lokale data. Nationale kosten zijn een belangrijke, maar niet de enige overweging bij de keuze van een strategie voor een buurt.
U bekijkt momenteel de 2019-versie van de Startanalyse Leidraad Transitievisie Warmte. De actuele versie kunt u hier vinden.
Deze Startanalyse geeft informatie over vijf strategieën om gebouwen zonder aardgas te verwarmen. Deze informatie is een hulpmiddel voor gemeenten bij het ontwikkelen van een Transitievisie Warmte. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat elke gemeente uiterlijk eind 2021 in zo’n visie vaststelt wanneer welke wijken of buurten aardgasvrij worden. De Startanalyse geeft globale resultaten per buurt of gemeente in de vorm van een gemeenterapport, een viewer en een datapakket.
Gemeenterapport
In het gemeenterapport ‘Startanalyse aardgasvrije buurten’ staat een korte beschrijving van de vijf strategieën en hun varianten. Bij het rapport horen tabellen die per gemeente kunnen worden gedownload (in pdf of csv). De tabellen worden toegelicht in het gemeenterapport ‘Startanalyse aardgasvrije buurten’. Daarin staat ook een korte beschrijving van de vijf onderzochte strategieën en hun varianten.
Viewer (kaarten)
Een deel van de informatie uit de tabellen is zichtbaar gemaakt door middel van kaarten. Die zijn te bekijken in de viewer met detailkaarten, of op de samenvattende pagina. Op de samenvattende pagina vind je ook een korte beschrijving van elke strategie.
Voortbouwen op de Startanalyse
Het Expertise Centrum Warmte heeft een Handreiking voor lokale analyse opgesteld die gemeenten helpt bij het toepassen en verrijken van de informatie uit de Startanalyse. In de meeste gevallen is het nodig de Startanalyse te verrijken met lokale data en aanvullende eigen berekeningen. Die kunnen zowel worden gebaseerd op de globale gegevens in de tabellen als op de data in de datapakketten. Die laatste bevatten zeer gedetailleerde informatie voor elk gebouw in een gemeente en zijn op aanvraag beschikbaar.
Als startpunt voor het gebruik van deze website raden we je aan om te beginnen met het lezen van De startanalyse in het kort. Wil je de viewer gebruiken, bekijk dan eerst de samenvattende pagina waarin voor iedere buurt de de belangrijkste informatie over de vijf strategieën staan.
Tip Neem de tijd om te leren hoe deze website werkt. Een beetje oefening maakt het je gemakkelijker om met de voor jou interessante gegevens een vliegende start te maken met de Handreiking voor lokale analyse. Gemeenteambtenaren kunnen voor ondersteuning terecht bij de helpdesk van het Expertise Centrum Warmte.
Voor de uitgangspunten en de methode van de Startanalyse kun je het achtergrondrapport raadplegen. De Startanalyse is uitgevoerd met het rekenmodel Vesta MAIS, waarover hier meer informatie is te lezen. Vesta MAIS is een open source model en dus voor iedereen toegankelijk.
De Startanalyse - onderdeel van de Leidraad Transitievisie Warmte - is bedoeld als startpunt voor gemeenten om inzicht te krijgen in de strategieën om zonder aardgas te verwarmen. Deze eerste analyse berekent globaal de effecten en kosten van vijf mogelijke alternatieven voor aardgasvrij verwarmen, verder ‘strategieën’ genoemd (S1 tot en met S5, zie rechtermenu). Ook wordt van daaruit per buurt berekend welke strategie de laagste nationale kosten heeft (LN). Deze kan worden gebruikt als input voor verdere analyse, zie ook de Handreiking voor lokale analyse.
De uitkomsten van de Startanalyse geven de eindsituatie in 2050 weer, namelijk aardgasvrij, en wel op basis van kentallen voor 2030 (kosten, prijzen, prestaties etcetera). Daarmee zijn ze geschikt als globale input voor de Handreiking voor lokale analyse, die elke gemeente kan gebruiken bij het vaststellen van een Transitievisie Warmte voor eind 2021. Daarin stelt elke gemeente vast wanneer iedere buurt in de periode tot 2050 aardgasvrij gemaakt zal worden. Voor de buurten die vóór 2030 ingepland worden geeft de Transitievisie Warmte ook de potentiële strategieën weer. De strategieën uit de Startanalyse en de Handreiking voor lokale analyse helpen bij de keuzes hiervoor. Voor de periode na 2030 kan de gemeente de keuze voor de infrastructuur in volgende versies van de Transitievisie Warmte maken.
De Startanalyse kent vijf strategieën, die alle (nu) realistische combinaties van technieken en bronnen goed afdekken. Elke strategie bestaat uit technische maatregelen: isolatiemaatregelen die de warmtevraag lager maken en warmtetechnieken die voorzien in de resterende warmtevraag. Binnen een strategie worden soms ook varianten doorgerekend.
Bij alle strategieën en varianten neemt deze eerste versie van de Startanalyse aan dat de betrokken gebouwen en woningen een isolatiegraad hebben die hoort bij minimaal energielabel B. Dat ‘schillabel B’ is naar verwachting nodig om woningen en gebouwen voldoende te kunnen verwarmen met lage-temperatuurradiatoren (LT-radiatoren, aanvoer tot 50 °C). Als gebouwen en woningen die isolatiegraad nog niet hebben is na-isolatie nodig. LT-radiatoren zijn in sommige strategieën niet nodig. In een volgende versie van de Startanalyse kan de algemene aanname van isolatiegraad schillabel B verder worden verfijnd.
De Startanalyse omvat de gegevens van alle maatregelen op buurt- en gebouwniveau. Gemeenten kunnen in samenwerking met stakeholders, zoals woningcorporaties, netbeheerders en energiebedrijven de Transitievisie Warmte opstellen. Gemeenten voeren over dit proces de regie.
Maatregelen zijn bijvoorbeeld het na-isoleren van bestaande woningen, het voorzien in individuele of collectieve warmtepompen, het aanleggen van warmtenetten of het vervangen of verwijderen van aardgasaansluitingen. Bij de Startanalyse zijn onder andere het nationale midden- en hoogspanningsnet en de productie van hernieuwbaar gas buiten beschouwing gelaten.
Met de globale berekeningen van de nationale kosten, energieverbruik en CO2-emissiereductievan strategieën voor aardgasvrij verwarmen maakt de analyse inzichtelijk hoe de strategieën zich tot elkaar verhouden. Dat maakt een eerste selectie op basis van kosteneffectiviteit mogelijk. Maar de berekeningen in de Startanalyse zijn gebaseerd op gemiddelde kosten op nationaal niveau, voor bijvoorbeeld isolatiemaatregelen, aanleg van warmtenetten of aanschaf van warmtepompen. Bij een aantal kostenposten, bijvoorbeeld voor isolatiemaatregelen in woningen en gebouwen, kunnen de kosten in de praktijk soms ver afwijken van deze berekende kosten.
Voor de Transitievisie Warmte zal het meestal nodig zijn om nauwkeuriger te ramen wat de kosten zijn om specifieke woningen of gebouwen te renoveren naar gewenst niveau, of om in een specifieke buurt een warmtenet aan te leggen. Daarvoor is altijd extra onderzoek nodig, locatie- en situatie-specifiek. Ook voor dat extra onderzoek geeft de Startanalyse richting en levert deze data, maar verrijking van de Startanalyse-resultaten blijft wel noodzakelijk.
In de berekeningen wordt met nationale gemiddelden gewerkt, in combinatie met locatie-specifieke gegevens.
Nationale kentallen zijn bijvoorbeeld gebruikt voor het schatten van de warmtevraag van een specifiek woningtype van een bepaald bouwjaar, van de kosten voor een nieuw warmtenet of van een warmtepomp. Bij deze voorbeelden gelden de getallen voor heel Nederland, gecorrigeerd voor gemiddelde temperatuurverschillen.
Locatie-specifieke kentallen zijn gebruikt voor de eigenschappen van woningen en gebouwen (bouwjaar, vloeroppervlakte, type woning/gebouw, etc.) in de buurt en de beschikbaarheid van collectieve warmtebronnen (kansrijk voor onder andere aardwarmte, warmtekoudeopslag, restwarmtepotentie).
De strategieën en bijbehorende varianten zijn samengesteld in overleg met (vertegenwoordigers van) bouw- en installatiebedrijven, adviseurs, onderzoekers en gemeenten. De uitgangspunten voor het Vesta MAIS-rekenmodel - dat door PBL is toegepast voor de doorrekening van de strategieën - zijn in een aantal workshops met genoemde partijen gevalideerd.
De uitkomsten van de Startanalyse zijn beschikbaar in de vorm van een gemeenterapport met tabellen, een bijbehorend achtergrondrapport, de viewer als web-interface en een datapakket ‘gebouwendata’. Vergeleken met de viewer bevatten de rapporten extra informatie. Het gemeenterapport bevat de tabellen per buurt en per gemeente en licht uitgebreid toe hoe de resultaten uit de Startanalyse kunnen worden geïnterpreteerd. Het achtergrondrapport gaat over de gebruikte methoden, coëfficiënten, kosten, kentallen en de toepassing van het Vesta MAIS-model. Ten slotte staan in het datapakket van iedere gemeente extra rekenresultaten op niveau van elk utiliteitsgebouw of woning. Deze gegevens zijn bedoeld voor gebruik door consultants en als invoer in andere modellen en GIS-systemen.
De Startanalyse is nog in ontwikkeling. Dit is de eerste werkbare versie, in 2020 volgt een meer uitgebreide versie, met ook berekeningen van kosten voor de eindgebruiker van woningen en gebouwen en eventueel nieuwe technologieën.
De Startanalyse is nadrukkelijk bedoeld als eerste aanzet voor de het vaststellen van een Transitievisie Warmte door gemeenten. De Handreiking voor lokale analyse omvat tips en richtlijnen om gemeenten en modelmakers te ondersteunen bij het verrijken van de Startanalyse met een eigen analyse op basis van lokale data - afkomstig van de gemeente en (lokale) stakeholders. Daarmee kan de gemeente recht doen aan de lokale situatie en het tijdpad uitstippelen waarop wijken van het aardgas af gaan.
De Startanalyse en de Handreiking voor lokale analyse vormen samen de Leidraad. De overige stappen die nodig zijn om te komen tot de Transitievisie Warmte staan beschreven in het Stappenplan Transitievisie Warmte.
Hier vind je de belangrijkste toelichting over uitgangspunten van de Startanalyse en de gehanteerde afkortingen, begrippen en indicatoren. Voor een meer gedetailleerde uitleg, zie het gemeenterapport.
De Startanalyse bestaat uit modelmatige berekeningen voor elke buurt en gemeente voor 2030. Hierbij kunnen uitgangspunten zoals energieprijzen en techniekkosten zich anders ontwikkelen (zie de gevoeligheidsanalyse). Als een wijk later dan 2030 aan de beurt komt is het verstandig deze factoren later opnieuw te berekenen.
De jaarlijkse nationale kosten (in €/ton CO2-emissiereductie) betreffen de jaarlijkse kosten in 2030 t.o.v. de huidige situatie (Referentie-2018). De Startanalyse gaat er wel van uit dat alle bronnen voor warmte en elektriciteit geheel hernieuwbaar zijn (eindbeeld 2050). De nationale kosten worden weergegeven in €/ton CO2 om de relatieve kosten van buurten met elkaar te kunnen vergelijken. Detailkaarten kunnen ook de nationale kosten per woningequivalent leveren, wat een indicatie is van de totale kosten (inclusief netwerkkosten in de buurt) per gemiddelde woning.
De lokale omstandigheden kunnen verschillen van de aannames die in de Startanalyse zitten. Die lokale omstandigheden komen aan de orde in de verdere verrijking (zie hiervoor de Handreiking voor lokale analyse).
Deze versie van de Startanalyse neemt voor alle berekeningen aan dat de gebouwisolatie op het niveau van schillabel-B wordt gebracht. Schillabel-B staat gelijk aan de isolatiemaatregelen van energielabel-B. Die aanname kan mogelijk worden verfijnd in volgende versies.
De Samenvattende kaart geeft per buurt aan welke strategie (alternatief verwarmingssysteem) de laagste nationale kosten over de gehele keten heeft. Deze kaart toont de strategie voor dat deel van de buurt dat nog aardgasvrij moet worden gemaakt. Die kosten zijn berekend onder de veronderstelling dat de omliggende buurten dezelfde strategie uitvoeren. Als dat niet zo is, kunnen de kosten afwijken.
Bestaande warmtenetten blijven gehandhaafd. Dit betekent dat niet is afgewogen of de warmte wellicht beter in een andere buurt ingezet zou kunnen worden. De verduurzaming van de bronnen van de warmtenetten wordt wel in beschouwing genomen.
De Startanalyse neemt aan dat de capaciteit van een bestaand warmtenet precies past bij de vraag van de reeds aangesloten woningen/gebouwen. Als meer woningen en gebouwen moeten worden aangesloten brengt het model de kosten voor uitbreiding van het warmtenet in rekening.
De Startanalyse rekent met kentallen van nationale gemiddelden van types gebouwen en woningen, bijvoorbeeld voor besparing, kosten voor renovatie naar B-label, warmtevraag. Deze versie van de Startanalyse houdt geen rekening met ander gedrag, ander gebruik, of de monumentale status van een pand. De Startanalyse houdt ook geen rekening met sloop en nieuwbouw. Een wijk kan bestaan uit verschillende buurten.
‘Groengas’ is op aardgaskwaliteit gebracht biogas. ‘Hernieuwbaar gas’ is groengas en eventueel waterstof (H2). Deze versie van de Startanalyse houdt nog geen rekening met waterstof.
Het Klimaatakkoord gaat ervan uit dat in 2050 2 miljard m3 groengas beschikbaar is voor de gebouwde omgeving. De Startanalyse reserveert daarvan 0,5 miljard m3 voor hulpketels van midden- en hogetemperatuurwarmtenetten. De rest (1,5 miljard m3) is beschikbaar voor individuele verwarmingssystemen (hybride warmtepompen en cv-ketels op groengas).
Het model brengt de jaarlasten van bestaande energie-infrastructuur (warmte, gas - en elektriciteitsnetten) niet in rekening.
Als in een buurt de huidige capaciteit van het elektriciteitsnet tekortschiet voor het alternatief van aardgas, neemt het model de kosten van de benodigde verzwaring van het elektriciteitsnet mee in de berekeningen. In de onderhoud- en beheerkosten wordt die verzwaring nog niet meegenomen. Kosten voor eventuele aanpassingen in hogere netvakken blijven hier buiten beschouwing.
De Startanalyse bepaalt de kosten per strategie alsof alle buurten in Nederland dezelfde strategie toepassen. In de praktijk kunnen die kosten anders uitvallen. Zo kan een warmtenet duurder uitvallen als de omliggende buurten niet worden aangesloten. De kosten van de transportleiding vanaf de warmtebron kunnen dan namelijk niet gedeeld worden met de omliggende buurten.
De Startanalyse gaat uit van de dichtstbijzijnde bestaande warmtebron (hoge- of middentemperatuur), gelokaliseerd in een landelijke inventarisatie. De Startanalyse zegt niet hoeveel van die bron in de praktijk voor een buurt beschikbaar is. Bij gezamenlijk gebruik door meer buurten wordt de maximale capaciteit van deze bron niet overschreden.
Voor geothermie-warmtebronnen geldt: de kosten worden naar rato van gebruik toegewezen aan buurten. Deze bronnen worden geheel gebruikt, binnen de contour die voor zo’n bron kan worden getrokken op basis van de kansenkaart. Onzeker is of deze geothermische bron in de praktijk ook kan worden geslagen.
De Startanalyse houdt geen rekening met de lokale ondergrond.
LN, Laagste Nationale kosten: LN-kaarten tonen in elke buurt de strategie die daar de laagste nationale kosten heeft. Elke strategie heeft een eigen kleur. De kleurcode geeft geen inzicht in de kostenverschillen met andere strategieën. Bij kleine kostenverschillen worden andere overwegingen belangrijker voor de keuze van een strategie. Het is raadzaam dat gemeenten nagaan of de gehanteerde uitgangspunten overeenkomen met de lokale situatie (zie Handreiking voor lokale analyse).
De kleur heeft alleen betrekking op de gebouwen die in het startjaar 2018 nog met aardgas werden verwarmd. Als een deel van de gebouwen in een buurt in 2018 al op een warmtenet is aangesloten, dan is verondersteld dat dat zo blijft. Dat geldt ook in buurten die een andere kleur krijgen dan die van MT-warmtenetten.
Bij het maken van de LN-kaart is rekening gehouden met de beschikbaarheid van groengas en warmtebronnen. Dat kan er toe leiden dat een buurt waar bijv. S4 de laagste nationale kosten heeft, toch de kleur van een andere strategie krijgt omdat de waarde van groengas in die buurt lager is dan de oriëntatiewaarde (zie het Gemeenterapport voor extra uitleg).
Woningequivalent (weq): een weq is gelijk aan 130m2 bruto vloeroppervlak (bvo) van een bedrijfsgebouw in de utiliteitssector. Met deze maat kunnen woningen en bedrijfsgebouwen op een zinvolle manier bij elkaar worden opgeteld.
Nationale kosten: zijn de totale kosten in Nederland van alle maatregelen die nodig zijn om ergens (bijvoorbeeld in een buurt) een strategie uit te voeren, ongeacht wie die kosten betaalt, inclusief de baten van energiebesparing, maar exclusief belastingen, heffingen en subsidies. De jaarlijkse kosten die gepaard gaan met investeringen (zoals afschrijvings- en rentekosten) worden daarbij bepaald op basis van de nationale discontovoet van 3 procent. Dit wijkt af van de marktrente die voor verschillende partijen van toepassing is.
Eindgebruikerskosten: zijn alle kosten die een eindgebruiker betaalt voor de omschakeling op aardgasvrij verwarmen. Dat zijn kosten voor energie en voor het gebruik van installaties en isolatie; daarin zijn alle subsidies en belastingen verwerkt. Eindgebruikers zijn in de eerste plaats huurders en eigenaar-gebruikers van gebouwen. Daarnaast worden ook de kosten van de verhuurders, energiebedrijven en de overheid inzichtelijk gemaakt. De jaarlijkse kosten die gepaard gaan met investeringen in isolatie en installaties (zoals afschrijvings- en rentekosten) worden berekend op basis van de marktrente die voor elke eindgebruiker van toepassing is. De eindgebruikerskosten maken nog geen onderdeel uit van de eerste versie van de Startanalyse die in oktober beschikbaar komt, wel in de uitgebreidere versie die in 2020 verschijnt.
CBS gemeente-, wijk- en buurtcodes
Zie de pagina 'Kerncijfers wijken en buurten 2018' op de website van het CBS voor lijsten met de gemeente-, wijk- en buurtcodes.
RA | Referentie 2018 | De warmtevoorziening in het recenste jaar waarvoor voldoende informatie beschikbaar is. |
RB | Referentie 2030 | Globale raming van de ontwikkeling van de energievraag, kosten en CO2-uitstoot van de warmtevoorziening waarin alleen maatregelen worden genomen die zonder Klimaatakkoord voor de woningeigenaar rendabel zijn. |
S1 | Strategie 1 | Individuele elektrische warmtepomp |
S1a | - variant 1a | Luchtwarmtepomp |
S1b | - variant 1b | Bodemwarmtepomp |
S2 | Strategie 2 | Warmtenet met midden- tot hogetemperatuurbron |
S2a | - variant 2a | Middentemperatuur (MT) Restwarmte |
S2b | - variant 2b | Middentemperatuur (MT) Geothermie |
S3 | Strategie 3 | Warmtenet met lagetemperatuurbron |
S3a | - variant 3a | Lagetemperatuur (LT) warmtebron, levering 30°C |
S3b | - variant 3b | Lagetemperatuur (LT) warmtebron, levering 70°C |
S3c | - variant 3c | Lagetemperatuur (LT) warmtebron, levering 50°C |
S3d | - variant 3d | Warmtekoudeopslag (WKO), levering 50°C |
S3e | - variant 3e | TEO-WKO, levering 50°C |
S4 | Strategie 4 | Hernieuwbaar gas met hydribe warmtepomp |
S5 | Strategie 5 | Hernieuwbaar gas met hr-ketel |
LN | Laagste Nationale Kosten | LN is geen zelfstandige strategie, maar een selectie per buurt van de strategie met de laagste nationale kosten. Gemeenten kunnen de kostenberekening corrigeren met lokale data of argumenten hebben om een andere strategie te kiezen dan die met de laagste nationale kosten. |
Code | Indicator | Eenheid | Toelichting |
---|---|---|---|
V01 | Getoonde variant | code | De getoonde, meest kosteneffectieve variant van de strategie |
H01 | Energievraag t.b.v. warmte | GJ/weq/jaar | De jaarlijkse gemiddelde energievraag van de buurt voor warmte per woningequivalent (weq) |
H02 | - waarvan aardgas | GJ/weq/jaar | Aandeel aardgas in warmtevoorziening |
H03 | - waarvan hernieuwbaar gas | GJ/weq/jaar | Aandeel hernieuwbaar gas in warmtevoorziening |
H04 | - waarvan elektriciteit | GJ/weq/jaar | Aandeel elektriciteit in warmtevoorziening |
H05 | - waarvan MT warmtelevering | GJ/weq/jaar | Aandeel middentemperatuurwarmte in warmtevoorziening |
H06 | - waarvan LT warmtelevering | GJ/weq/jaar | Aandeel laagtemperatuurwarmte in warmtevoorziening |
H07 | Warmtevraag per hectare | GJ/ha | Dichtheid warmtevraag in GJ per hectare |
H08 | Koudevraag | GJ/weq/jaar | De jaarlijkse gemiddelde koudevraag per woningequivalent |
H09 | Elektriciteitsverbruik | GJ/weq/jaar | Het jaarlijkse gemiddelde elektriciteitsverbruik per woningequivalent |
H10 | Reductie CO2 | ton/jaar | Reductie van CO2-emissies |
H11 | Nationale kosten exclusief kapitaalslasten bestaande maatregelen | 1000 €/jaar | |
H12 | Nationale Kosten t.o.v. het referentiebeeld 2018 | 1000 €/jaar | |
H13 | - per ton CO2-reductie | €/ton CO2 | Nationale meerkosten per ton CO2-reductie |
In de nationale kosten (per ton CO2) zitten de totale kosten in Nederland van alle maatregelen die nodig zijn om een strategie uit te voeren (minus de baten van energiebesparing), ongeacht wie die kosten betaalt, exclusief belastingen, heffingen en subsidies. De jaarlijkse kosten van investeringen (afschrijvingen plus rente) worden daarbij bepaald op basis van de nationale discontovoet van 3 procent, wat afwijkt van de marktrente die voor verschillende partije van toepassing is. | |||
H14 | Waarde hernieuwbaar gas | €/m3 gas | De waarde van inzet van hernieuwbaar gas in de buurt |
H15 | Waarde hernieuwbaar gas Laag/Hoog | Wel/niet | Waarde is lager respectievelijk hoger dan oriëntatiewaarde |
Code | Toelichting |
---|---|
1 woningequivalent (weq) komt overeen met 1320 m2 bvo (bruto vloeroppervlak) | |
1.1 | Buurtcode, zoals gehanteerd door het CBS |
1.2 | Buurtnaam |
1.3 | Wijkcode, zoals gehanteerd door het CBS |
1.4 | Wijknaam |
1.5 | Gemeentecode, zoals gehanteerd door het CBS |
1.6 | Gemeentenaam |
1.7 | Energieregionaam, zoals gehanteerd door het NPRES |
1.8 | Provincienaam |
1.9 | Aantal woningen |
1.10 | Aantal utiliteitsgebouwen |
1.11 | Aantal woningequivalenten |
Code | Indicator | Eenheid | Toelichting |
---|---|---|---|
G01 | N.K. bij lagere investeringen | €/ton CO2 | Reductie bij wijziging van investeringskosten per type techniek |
G02 | N.K. bij hogere investeringen | €/ton CO2 | Reductie bij wijziging van investeringskosten per type techniek |
G03 | N.K. bij veel kostenreductie | €/ton CO2 | Resultaat bij wijziging kostenreductie door leerprocessen en technologieontwikkeling |
G04 | N.K. bij weinig kostenreductie | €/ton CO2 | Resultaat bij wijziging kostenreductie door leerprocessen en technologieontwikkeling |
G05 | N.K. bij hogere energieprijzen | €/ton CO2 | Resultaat bij alternatieve ontwikkeling van energieprijzen |
G06 | N.K. bij lagere energieprijzen | €/ton CO2 | Resultaat bij alternatieve ontwikkeling van energieprijzen |
G07 | N.K. bij hogere efficiëntie | €/ton CO2 | Resultaat bij alternatieve ontwikkeling technische efficiëntie apparaten |
G08 | N.K. bij lagere efficiëntie | €/ton CO2 | Resultaat bij alternatieve ontwikkeling technische efficiëntie apparaten |
G09 | N.K. bij label A+ lage kosten | €/ton CO2 | Resultaat bij toepassing schillabel A+ |
G10 | N.K. bij label A+ hoge kosten | €/ton CO2 | Resultaat bij toepassing schillabel A+ |
Deze pagina is een goed startpunt om per buurt de vijf strategieën te vergelijken. Hier vind je per buurt informatie over de samenstelling van de woningvoorraad in het startjaar 2018 en over de berekende nationale kosten en het aantal aansluitingen per type infrastructuur in elke strategie in 2030. Er is ook een tabblad met resultaten van de gevoeligheidsanalyse. Een ander tabblad toont voor elke strategie een kaart met de kosten per ton CO2-reductie in elke buurt. Hiermee kun je buurten onderling vergelijken.
Selecteer daartoe eerst een gemeente. De kaartjes S1 tot en met S5 laten de berekende kosten zien, per warmtestrategie per buurt. Kaartje LN toont per buurt de strategie met de laagste nationale kosten (in € per ton CO2-emissiereductie). Hoe lichter de tint, hoe goedkoper de strategie (zie legenda).
Je kunt ook inzoomen op een buurt. Het buurtselectievakje omlijnt de betreffende buurt. Inzoomen in één kaart zorgt ervoor dat andere kaarten op dezelfde manier inzoomen.
Uitgeschakeld
Let op: de werkelijke kosten kunnen afwijken van de getoonde berekende kosten, door drie oorzaken:
Als naastliggende buurten kiezen voor een andere strategie dan was verondersteld;
Als energieprijzen, techniekkosten et cetera zich anders ontwikkelen (zie de gevoeligheidsanalyse);
De lokale omstandigheden kunnen verschillen van de hier gebruikte informatie. Die lokale omstandigheden komen aan de orde in de verdere verrijking (zie hiervoor de Handreiking voor lokale analyse). Meer details over kosten, energiegebruik en warmtevraag/voorziening vind je in de kaarten, in de gemeenterapportage en in het datapakket.
Deze pagina is een goed startpunt om per buurt de vijf strategieën te vergelijken. Hier vind je per buurt informatie over de samenstelling van de woningvoorraad in het startjaar 2018 en over de berekende nationale kosten en het aantal aansluitingen per type infrastructuur in elke strategie in 2030. Er is ook een tabblad met resultaten van de gevoeligheidsanalyse. De '6-kaart weergave' toont voor elke strategie een kaart met de kosten per ton CO2-reductie in elke buurt. Hiermee kun je buurten onderling vergelijken.
De viewer is nog in ontwikkeling. In de komende maanden kunnen regelmatig wijzigingen in de website, de tabellen en de viewer worden aangebracht. In deze bètaversie van de viewer moet je soms even geduld hebben met het laden van gegevens. Ook ga je niet automatisch terug naar het vorige scherm via de < - knop van je browser.
Het PBL werkt met de best beschikbare gegevens en methoden, maar aanvaardt desondanks geen enkele aansprakelijkheid uit welke hoofde dan ook voor het gebruik van de in deze publicatie vermelde onderzoeksresultaten en het toepassen van de daarin beschreven gegevens en methodieken.
Iedere gemeente kan beschikken over:
Een gemeenterapport met hierin voor alle gemeenten dezelfde uitleg over de Startanalyse en een toelichting op de tabellen en figuren.
De tabellen en figuren, specifiek voor iedere buurt. Deze bestanden, met voor elke buurt de uitkomsten van de berekeningen voor de verschillende strategieën S1 tot en met S5, staan voor iedere gemeente in een zip-file. Die kan hier kan worden gedownload.
Elke zip-file bevat:
De tabellen voor gemeente en buurten in pdf (twee bestanden)
De tabellen voor gemeente en buurten in Excel-bestanden (extensie csv) (drie bestanden).
Bovenstaande gegevens zijn bereikbaar voor iedereen die toegang heeft tot de viewer. Later komen ook datapakketten met de gebouw-specifieke gegevens voor elke buurt beschikbaar. Deze gegevens zijn erg omvangrijk en zijn op aanvraag beschikbaar voor de desbetreffende gemeente.
In strategie 1 berekent de Startanalyse de kosten en effecten om elke woning of gebouw te voorzien van een individuele elektrische warmtepomp.
Die berekeningen zijn inclusief:
Woningen en gebouwen moeten minimaal ‘schillabel B’ hebben. Extra isolatie is soms dus nodig.
Grootschalige toepassing van elektrische warmtepompen binnen een buurt vereist soms dat de capaciteit van het elektriciteitsnet wordt vergroot.
Strategie 1 kent twee varianten, die je terugvindt in het gemeenterapport. In de viewer wordt, ten behoeve van de oud, telkens de goedkoopste van de twee varianten getoond.
In strategie 2 worden alle woningen en gebouwen aangesloten op een nieuw te ontwikkelen warmtenet die warmte levert op ongeveer 70 °C (MT, middentemperatuur). Het net wordt gevoed uit een warmtebron op MT tot HT-niveau en een hulpketel op groen gas. De Startanalyse berekent daarvoor de kosten en andere effecten.
Strategie 2 kent vier varianten voor de warmtebron, die je terugvindt in het gemeenterapport. In de viewer wordt, ten behoeve van de eenvoud, telkens de goedkoopste van varianten 2A of 2B getoond.
De viewer kiest per buurt telkens de goedkoopste van varianten 2A en 2B. In de Startanalyse staan nog twee varianten 2C en 2D. Die staan wel in het gemeenterapport maar niet in de viewer.
Variant 2C is gelijk aan variant 2B, maar houdt geen rekening met de kansenkaart voor geothermie en de eventuele transportkosten. Voor het toevoegen van deze variant is gekozen omdat in sommige gebieden de kans op aanwezigheid van geothermie onbekend is klein wordt geacht. Een definitief oordeel over de haalbaarheid van geothermie vereist nader onderzoek naar de ondergrond. Variant 2C houdt er dus rekening mee dat de ondergrond van een ‘onbekende’of niet-kansrijke buurt uit variant 2B bij nader onderzoek toch geschikt zou blijken voor geothermie, zonder extra transportkosten.
In variant 2D is een nieuw te realiseren Bio-WKK (warmtekracht-installatie) de warmtebron voor het warmtenet. Er worden geen extra transportkosten gerekend omdat de installatie in of bij de buurt met aangesloten gebouwen kan worden geplaatst. Deze variant staat niet in de viewer omdat hiervoor waarschijnlijk slechts bij uitzondering groen gas beschikbaar zal zijn. Deze variant is nuttig om te onderzoeken of een buurt in beginsel (bij onduidelijkheid over de beschikbaarheid van bronnen) geschikt is voor een MT-warmtenet.
In strategie 3 worden alle woningen en gebouwen aangesloten op een nieuw te ontwikkelen warmtenet dat gevoed wordt met warmte op lage temperatuur (LT, ongeveer 30 °C), vanuit verschillende typen LT-warmtebronnen. Deze temperatuur is te laag om direct warmtapwater te maken en ook voor ruimteverwarming moet de temperatuur vaak naar een niveau worden gebracht dat geschikt is voor ruimteverwarming. Dat kan met een collectieve voorziening voor het warmtenet of individueel per woning of gebouw. Bij aflevering van warmte op 50°C of minder zijn LT-radiatoren nodig. De Startanalyse berekent daarvoor de kosten en andere effecten.
Strategie 3 kent vijf varianten, die je alle terugvindt in het gemeenterapport. In de viewer wordt, ten behoeve van de eenvoud, telkens de goedkoopste van de vijf varianten getoond.
In strategie 4 worden woningen en gebouwen verwarmd met hybride warmtepompen. Dat is een (kleine) elektrische warmtepomp met een HR-combiketel op groengas. De warmtepomp levert op de meeste dagen voldoende warmte; op koude dagen springt de gasketel bij. Hybride warmtepompsystemen vragen minder elektriciteit dan combiwarmtepompen, waardoor het elektriciteitsnet in de meeste gevallen niet verzwaard hoeft te worden.
In strategie 5 verzorgen HR-combiketels op groen gas de ruimteverwarming en het warmtapwater. De aanvoertemperatuur voor ruimteverwarming ligt in deze variant op 70°C. Bij deze temperatuur kunnen veel bestaande radiatoren in gebruik blijven en kan direct warmtapwater worden geleverd.
De Startanalyse houdt rekening met de beperkte beschikbaarheid van groen gas voor gebouwen en woningen (1,5 miljoen m3).
In LN presenteert de Startanalyse voor elke buurt de goedkoopste keuze tussen Strategie 1 tot en met 5.
Bij de selectie van de goedkoopste variant houdt de Startanalyse rekening met de beperkte beschikbaarheid van groen gas voor gebouwen en woningen (1,5 miljoen m3). H0 geeft dus een indicatie hoe aannemelijk het is dat een buurt met groen gas als meest kosteneffectieve strategie ook daadwerkelijk die strategie kan volgen.
De detailviewer van de 2019-versie van de Startanalyse is niet meer beschikbaar. De data uit de 2019-versie van de viewer blijft wel beschikbaar in de vorm van een geopackage bestand. Dit bestand kan worden ingeladen in een GIS-programma.
Download het geopackage bestand (ZIP | 1.51 GB)
Als je vragen hebt, kun je contact opnemen met de helpdesk
van het Expertise Centrum Warmte.