Je raadpleegt de resultaten uit de Startanalyse via het viertal knoppen linksboven:
Knop | Onderwerp van achterliggende kaartlagen |
---|---|
![]() |
Referentiesituatie startjaar |
![]() |
Strategieën en ‘LN-scenario’ met hoofduitkomsten |
![]() |
Gevoeligheidsanalyses met uitkomsten |
![]() |
Omgevingstypologie (naam, code, contour) |
De beschikbaarheid van groengas en waterstof in 2030 en 2050 zijn onzeker. Zie toelichting in het gemeenterapport.
Als je vragen hebt, kun je contact opnemen met de helpdesk van het Expertise Centrum Warmte.
De Startanalyse is een startpunt voor nader onderzoek door gemeenten en betrokkenen. Zij kunnen de kostenberekening verfijnen met lokale data. Nationale kosten zijn een belangrijke, maar niet de enige overweging bij de keuze van een strategie voor een buurt.
Browsercompatibiliteit: Microsoft Internet Explorer wordt niet ondersteund.
Deze Startanalyse geeft informatie over vijf strategieën om gebouwen zonder aardgas te verwarmen en is een hulpmiddel voor gemeenten bij het ontwikkelen van een Transitievisie Warmte. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat elke gemeente uiterlijk eind 2021 in zo’n visie vaststelt wanneer welke wijken of buurten aardgasvrij worden. De Startanalyse geeft globale resultaten van de nationale kosten voor alternatieven voor aardgas per buurt en gemeente in de vorm van een gemeenterapport, een viewer en een datapakket.
In het gemeenterapport ‘Startanalyse aardgasvrije buurten' staat een korte beschrijving van de vijf strategieën en hun varianten. Bij het rapport horen tabellen die per gemeente kunnen worden gedownload (in pdf of csv). De tabellen worden toegelicht in het gemeenterapport.
Een deel van de informatie uit de tabellen is zichtbaar gemaakt door middel van kaarten. Die zijn te bekijken in de viewer met detailkaarten, of op de Samenvattende pagina. Op de Samenvattende pagina vind je ook links naar een korte beschrijving van elke strategie.
Een datapakket bevat zeer gedetailleerde informatie voor elk gebouw in een gemeente en is op aanvraag beschikbaar. Je kunt hiervoor een mail sturen naar startanalyse@pbl.nl. Datapakketten kunnen gebruikt worden voor aanvullende analyses met andere modellen of met een GIS-tool. In de meeste gevallen is het nodig de Startanalyse aan te vullen met lokale data en aanvullende eigen berekeningen. Het Expertise Centrum Warmte heeft een Handreiking voor lokale analyse opgesteld die gemeenten helpt bij het toepassen en het aanvullen van de informatie uit de Startanalyse.
Als startpunt voor het gebruik van deze website raden we je aan om te beginnen met het lezen van De Startanalyse in het kort. Wil je de viewer gebruiken, bekijk dan eerst de Samenvattende pagina waarin voor iedere buurt de belangrijkste resultaten voor de vijf strategieën staan.
Tip Neem de tijd om te leren hoe deze website werkt. Een beetje oefening maakt het je gemakkelijker om met de voor jou interessante gegevens een vliegende start te maken met de Handreiking voor lokale analyse. Gemeenteambtenaren kunnen voor ondersteuning terecht bij de helpdesk van het Expertise Centrum Warmte.
Wil je na het lezen van het gemeenterapport meer weten over de methode en de verantwoording van de gekozen uitgangspunten in de Startanalyse? Raadpleeg dan het achtergrondrapport. De Startanalyse is uitgevoerd met het rekenmodel Vesta MAIS. Vesta MAIS is een open-source model en dus voor iedereen toegankelijk via de website van Vesta MAIS.
De 2019 versie van de Startanalyse aardgasvrije buurten is inmiddels gearchiveerd.
De Startanalyse - onderdeel van de Leidraad Aardgasvrije Wijken - is bedoeld als startpunt voor gemeenten om inzicht te krijgen in de strategieën om zonder aardgas te verwarmen. Deze eerste analyse berekent globaal de effecten en kosten van vijf mogelijke alternatieven voor aardgasvrij verwarmen, verder ‘strategieën’ genoemd (S1 tot en met S5, zie rechtermenu). De uitkomsten kunnen worden gebruikt als input voor verdere analyse, zie ook de Handreiking voor lokale analyse.
De uitkomsten van de Startanalyse geven de eindsituatie in 2050 weer, namelijk aardgasvrij, en wel op basis van kentallen voor 2030 (kosten, prijzen, prestaties et cetera). Daarmee zijn ze geschikt als input voor de Handreiking voor lokale analyse, die elke gemeente kan gebruiken bij het opstellen van een Transitievisie Warmte voor eind 2021. Daarin stelt elke gemeente vast wanneer iedere buurt in de periode tot 2050 aardgasvrij gemaakt zal worden. Voor de buurten die vóór 2030 ingepland worden geeft de Transitievisie Warmte ook de potentiële strategieën weer. De informatie uit de Startanalyse en de Handreiking voor lokale analyse helpen bij de keuzes hiervoor. Voor de periode na 2030 kan de gemeente in volgende versies van de Transitievisie Warmte de keuze voor de energie-infrastructuur maken.
De Startanalyse kent vijf strategieën (S1 tot en met S5, zie rechtermenu). Vier van deze strategieën dekken de alle (nu) realistische combinaties van technieken en bronnen. In een vijfde strategie wordt waterstof beschouwd als mogelijke toekomstige oplossing, al wordt voor waterstof tot 2030 geen grootschalige toepassing in de gebouwde omgeving verwacht en is de beschikbaarheid daarna onbekend. Elke strategie bestaat uit een combinatie van technische maatregelen: isolatiemaatregelen die zorgen voor energiebesparing en warmtetechnieken die voorzien in de resterende energiebehoefte. Binnen elke strategie worden verschillende varianten doorgerekend.
Bij de analyse van de strategieën en varianten zijn twee isolatieniveaus toegepast: minimaal schillabel D en minimaal schillabel B. Een schillabel komt overeen met een energielabel zonder rekening te houden met de bijdrage van verbeteringen in warmtetechnieken zoals warmtepompen, zonnepanelen, etc. Schillabel B wordt toegepast bij alle strategieën en varianten en alle gebouwen. Daarnaast wordt schillabel D toegepast bij woningen maar alleen bij varianten waarin radiatoren water van minimaal 70 graden krijgen. Dat blijkt een voorwaarde te zijn om woningen toch comfortabel warm te kunnen stoken bij strenge vorst. Schillabel D is niet doorgerekend voor bedrijfsgebouwen. Bedrijfsgebouwen worden standaard doorgerekend met schillabel B+.
De Startanalyse berekent op buurt- en gebouwniveau de nationale kosten, energieverbruik en CO2-emissiereductie van strategieën voor aardgasvrij verwarmen van gebouwen. Elke strategie (en variant) bestaat uit technische maatregelen die nodig zijn om aardgas te vervangen door een andere energiedrager: klimaatneutrale elektriciteit, warm water (van verschillende temperaturen), groengas of waterstof. De analyse hanteert gemiddelde nationale kosten voor die energiedragers, en berekent locatie-specifieke kosten voor het aanleggen van nieuwe of aanpassen van bestaande energienetwerken, voor het benutten van die energiedragers voor verwarming (m.b.v. ketels, warmtepompen, afleversets, radiatoren) en voor het isoleren van gebouwen.
De kosten van het nationale midden- en hoogspanningsnet en de kapitaalslasten van het huidige gasnet zijn buiten beschouwing gelaten omdat die voor elke strategie gelijk zijn (en dus geen invloed hebben op de kostenverschillen tussen strategieën). De kosten van koeling worden alleen berekend voor bedrijfsgebouwen en voor woningen alleen in varianten met WKO.
Met de informatie uit de Startanalyse kunnen gemeenten een Transitievisie Warmte opstellen, in samenwerking met stakeholders, zoals bewoners, woningcorporaties, netbeheerders en energiebedrijven. Gemeenten voeren over dit proces de regie.
Met de informatie over nationale kosten van strategieën is een eerste selectie op basis van kosteneffectiviteit mogelijk. De berekeningen in de Startanalyse zijn gebaseerd op gemiddelde kosten op nationaal niveau, voor bijvoorbeeld isolatiemaatregelen, aanleg van warmtenetten of aanschaf van warmtepompen. Bij een aantal kostenposten kunnen de kosten voor een specifieke lokale situatie soms ver afwijken van deze berekende kosten. Voor de Transitievisie Warmte zal het bijvoorbeeld meestal nodig zijn om nauwkeuriger te ramen wat de kosten zijn om specifieke woningen of gebouwen te renoveren naar het gewenste niveau, of om in een specifieke buurt een warmtenet aan te leggen. Daarvoor is altijd extra onderzoek nodig, locatie en situatie specifiek. De Handreiking voor lokale analyse bevat tips over het aanpassen van de resultaten van de Startanalyse aan specifieke lokale situaties. Ook voor dat extra onderzoek bevat de Startanalyse nuttige data.
In de berekeningen worden zowel nationale gemiddelden als locatiespecifieke gegevens gebruikt.
Nationale kentallen zijn bijvoorbeeld gebruikt voor de kosten van maatregelen, de technische eigenschappen van installaties (zoals warmtepompen) en het schatten van de warmtevraag van een specifiek woningtype van een bepaald bouwjaar en energielabel, gecorrigeerd voor gemiddelde temperatuurverschillen tussen 2019 en 2030.
Locatiespecifieke kentallen zijn gebruikt voor de eigenschappen van woningen en gebouwen (bouwjaar, vloeroppervlakte, type woning/gebouw, energielabel, etc.), de lengte van warmtenetten en de beschikbaarheid van collectieve warmtebronnen (voor onder andere geothermie, warmte-koudeopslag, restwarmte).
De strategieën en bijbehorende varianten zijn samengesteld in overleg met (vertegenwoordigers van) bouw- en installatiebedrijven, adviseurs, onderzoekers en gemeenten. De uitgangspunten voor het Vesta MAIS model - dat door PBL is toegepast voor de doorrekening van de strategieën - zijn in een aantal workshops met genoemde partijen gevalideerd. Notities over de kosten van klimaatneutrale elektriciteit, de effecten van energiebesparing en de kosten van waterstof zijn door hoogleraren gereviewd en besproken met betrokkenen.
De Startanalyse is nadrukkelijk bedoeld als eerste aanzet voor de het opstellen van een Transitievisie Warmte door gemeenten.
De Handreiking voor lokale analyse bevat tips en richtlijnen om gemeenten en consultants te ondersteunen bij het aanvullen van de Startanalyse met een eigen analyse op basis van lokale data - afkomstig van de gemeente en (lokale) stakeholders. Daarmee kan de gemeente recht doen aan de lokale situatie en het tijdpad uitstippelen waarop wijken van het aardgas af gaan.
De Startanalyse en de Handreiking voor lokale analyse vormen samen de Leidraad. De overige stappen die nodig zijn om te komen tot de Transitievisie Warmte staan beschreven in het Stappenplan Transitievisie Warmte.
Hier vind je de belangrijkste toelichting over uitgangspunten van de Startanalyse en de gehanteerde afkortingen, begrippen en indicatoren. Voor een meer gedetailleerde uitleg, zie het gemeenterapport.
De Startanalyse bestaat uit modelmatige berekeningen voor elke buurt en gemeente van de kosten (in 2030) van maatregelen om (uiterlijk in 2050) klimaatneutraal gebouwen te verwarmen. Energieprijzen en techniekkosten kunnen zich anders ontwikkelen dan nu wordt verwacht. Een gevoeligheidsanalyse verkent de invloed van alternatieve kostenontwikkelingen. Als een wijk later dan 2030 aan de beurt komt is het verstandig deze factoren later opnieuw te berekenen.
De jaarlijkse nationale kosten (in €/ton CO2-emissiereductie) betreffen de jaarlijkse extra kosten in 2030 t.o.v. de situatie (Referentie-2030) waarin alleen de kosten van aardgas en elektriciteit veranderen en in de gebouwde omgeving verder geen maatregelen worden genomen om de CO2-uitstoot te beperken. De Startanalyse gaat er wel van uit dat alle bronnen voor warmte en elektriciteit geheel hernieuwbaar zijn (eindbeeld 2050). De nationale kosten worden weergegeven in €/ton CO2-reductie om de relatieve kosten van buurten met elkaar te kunnen vergelijken. Detailkaarten kunnen ook de nationale kosten per woningequivalent leveren, wat een indicatie is van de totale kosten (inclusief netwerkkosten in de buurt) per gemiddelde woning.
De lokale omstandigheden kunnen verschillen van de aannames die in de Startanalyse zitten. Die lokale omstandigheden komen aan de orde in een aanvullende door de gemeente uit te voeren analyse (zie hiervoor de Handreiking voor lokale analyse).
Deze versie van de Startanalyse neemt voor alle berekeningen aan dat de gebouwisolatie minimaal op het niveau van schillabel B of schillabel D wordt gebracht. Schillabel B of D staat gelijk aan de isolatiemaatregelen van energielabel B of D (dus zonder de bijdrage mee te nemen van installaties zoals zonnepanelen of warmtepompen). Het toegepaste type gebouwisolatie verschilt per variant. Dit onderscheid tussen schillabel B of D is alleen van toepassing op woningen. Utiliteitsbouw wordt altijd in elke variant minimaal naar het niveau van schillabel B gebracht. Bij woningen wordt schillabel D alleen toegepast bij technieken die water van minimaal 70 graden aan radiatoren leveren. Bij schillabel D is dat nodig om huizen comfortabel te kunnen verwarmen bij strenge vorst.
De Samenvattende pagina geeft per buurt aan welke strategie (alternatief verwarmingssysteem) de laagste nationale kosten heeft. Deze pagina toont de strategie voor dat deel van de buurt dat nog aardgasvrij moet worden gemaakt. Die kosten zijn berekend onder de veronderstelling dat de omliggende buurten dezelfde strategie uitvoeren. Als dat niet zo is, kunnen de kosten afwijken en is een aanvullende analyse nodig.
Bestaande warmtenetten blijven gehandhaafd. Dit betekent dat niet is afgewogen of de warmte wellicht beter in een andere buurt ingezet zou kunnen worden. In de kostenberekening is wel verondersteld dat de bronnen van bestaande (en nieuwe) warmtenetten worden verduurzaamd.
De Startanalyse neemt aan dat de capaciteit van een bestaand warmtenet precies past bij de warmtevraag van de reeds aangesloten woningen/gebouwen. Als meer woningen en gebouwen moeten worden aangesloten brengt het model de kosten voor uitbreiding van het warmtenet in rekening.
De Startanalyse rekent met kentallen van nationale gemiddelden van types gebouwen en woningen, bijvoorbeeld voor besparing, kosten voor renovatie naar een beter schillabel en de warmtevraag. Deze versie van de Startanalyse houdt geen rekening met ander gedrag, ander gebruik, of de monumentale status van een pand. De Startanalyse houdt ook geen rekening met sloop en nieuwbouw van gebouwen na het startjaar.
‘Groengas’ is op aardgaskwaliteit gebracht biogas. Dat wil zeggen dat groengas in het gebruik dezelfde eigenschappen heeft als aardgas. Met ‘duurzaam gas’ wordt aan groengas of waterstof gerefereerd.
Het Klimaatakkoord gaat ervan uit dat in 2050 2 miljard m3 groengas beschikbaar is voor de gebouwde omgeving. De Startanalyse reserveert daarvan 0,5 miljard m3 voor hulpketels van midden- en hogetemperatuurwarmtenetten. De rest (1,5 miljard m3) is beschikbaar voor individuele verwarmingssystemen (hybride warmtepompen en cv-ketels op groengas).
Voor waterstof is geen limiet gehanteerd, omdat hiervoor momenteel geen breed gedragen schattingen bekend zijn. De nationale productie van waterstof kan nog sterk groeien maar wordt uiteindelijk beperkt door de toepasbaarheid van CCS (in het geval van blauwe waterstof) en de elektriciteitsproductie uit wind-op-zee (voor groene waterstof). Hoeveel waterstof er op termijn tegen welke tarieven uit het buitenland geïmporteerd kan worden is momenteel volledig onbekend. Daarnaast is nog onduidelijk hoe de in Nederland op termijn beschikbare waterstof wordt verdeeld onder sectoren industrie, transport en gebouwde omgeving.
Het model brengt de jaarlijkse kapitaalslasten van bestaande energie-infrastructuur (warmte, gas - en elektriciteitsnetten) niet in rekening. Die kapitaalslasten moeten sowieso betaald worden, ongeacht de keuze voor de ene of andere aardgasvrije strategie.
Als in een buurt de huidige capaciteit van het elektriciteitsnet tekortschiet voor het alternatief van aardgas, neemt het model de kosten van de benodigde verzwaring van het elektriciteitsnet mee in de berekeningen. In de onderhoud- en beheerkosten wordt die verzwaring nog niet meegenomen, maar het gaat waarschijnlijk om kleine bedragen. Kosten voor eventuele aanpassingen in hogere netvakken blijven hier buiten beschouwing.
De Startanalyse bepaalt de kosten per strategie alsof alle buurten in Nederland dezelfde strategie toepassen. In de praktijk kunnen die kosten anders uitvallen. Zo kan een warmtenet duurder uitvallen als de omliggende buurten niet worden aangesloten. De kosten van de transportleiding vanaf de warmtebron kunnen dan namelijk niet gedeeld worden met de omliggende buurten.
De Startanalyse gaat uit van de dichtstbijzijnde bestaande warmtebron (hoge- of middentemperatuur), gelokaliseerd in een landelijke inventarisatie. De Startanalyse zegt niet hoeveel van die bron in de praktijk voor een buurt beschikbaar is. Het model zorgt er voor dat de maximale capaciteit van deze bron niet wordt overschreden bij gezamenlijk gebruik door meer buurten.
Voor geothermiewarmtebronnen geldt: de kosten worden naar rato van het gebruik toegewezen aan buurten. Deze bronnen worden geheel gebruikt, binnen de contour die voor zo’n bron kan worden getrokken op basis van de kansenkaart. Het is onzeker of deze geothermiebron in de praktijk de berekende hoeveelheid warmte zal produceren. Om dat vast te stellen is lokaal nader bodemonderzoek nodig.
De Startanalyse hanteert gemiddelde kosten voor graafwerkzaamheden en houdt geen rekening met de (on)geschiktheid van de lokale ondergrond voor het aanleggen van extra kabels en leidingen.
Het onderzoek en de uitgangspunten waar de uitkomsten van de Startanalyse op zijn gebaseerd worden toegelicht in een tweetal rapporten en een drietal achtergronddocumenten:
Gemeenterapport - Dit rapport bevat de tabellen per gemeente en per buurt en licht uitgebreid toe hoe de resultaten uit de Startanalyse kunnen worden geïnterpreteerd.
Achtergrondrapport - Dit achtergrondrapport bij de Startanalyse aardgasvrije buurten geeft informatie over de manier waarop de berekeningen voor de Startanalyse tot stand zijn gekomen.
Achtergronddocument: Waterstof voor de gebouwde omgeving; operationalisering voor de Startanalyse 2020 - Dit document verkent de toekomstige nationale kosten van waterstoflevering aan woningen en bedrijfsgebouwen. Het behandelt ook factoren die van invloed zijn op de toekomstige beschikbaarheid van waterstof voor verwarming van gebouwen, als alternatief voor aardgas.
Achtergronddocument: Kosten klimaatneutrale elektriciteit in 2030 - Dit document verkent de nationale kosten van productie en levering van elektriciteit aan woningen en bedrijfsgebouwen in Nederland, als die productie in 2030 al klimaatneutraal zou moeten zijn. Deze kostenraming is nodig om in de Startanalyse 2020 een goede vergelijking te kunnen maken van de kosten van verschillende strategieën om gebouwen zonder aardgas te verwarmen.
Achtergronddocument: Bepaling energiebesparing woningen - Dit document beschrijft de methode die in de Startanalyse 2020 is gebruikt om het effect van isolatiemaatregelen te bepalen en vergelijkt die met methoden die elders worden toegepast.
Verschillenanalyse - In opdracht van het ECW heeft Ecorys een verschillenanalyse gemaakt tussen de Startanalyse 2019 (SA-2019) en Startanalyse 2020 (SA-2020). Met hulp van deze analyse kun je zien welke factoren de verschillen tussen de SA-2019 en SA-2020 veroorzaken. Het rapport kun je hier boven downloaden. Het Excel-bestand met informatie over de methodiek afpelfactoren kun je downloaden op de ECW website (zie onderdeel ‘Meer weten over de Startanalyse’). Het bijbehorende Excel-bestand met informatie per buurt is op aanvraag beschikbaar. Neem daarvoor contact op met de ECW Helpdesk.
Nationale kosten: zijn de totale kosten in Nederland van alle maatregelen die nodig zijn om ergens (bijvoorbeeld in een buurt) een strategie uit te voeren, ongeacht wie die kosten betaalt, inclusief de baten van energiebesparing, maar exclusief belastingen, heffingen en subsidies. De jaarlijkse kosten die gepaard gaan met investeringen (zoals afschrijvings- en rentekosten) worden daarbij bepaald op basis van de nationale discontovoet van 3 procent. Dit wijkt af van de marktrente die voor verschillende partijen van toepassing is.
LN, Laagste Nationale kosten: LN-kaarten tonen in elke buurt de strategie die daar de laagste nationale kosten heeft. Elke strategie heeft een eigen kleur. De kleurcode geeft geen inzicht in de kostenverschillen met andere strategieën. Bij kleine kostenverschillen worden andere overwegingen belangrijker voor de keuze van een strategie. Het is raadzaam dat gemeenten nagaan of de gehanteerde uitgangspunten overeenkomen met de lokale situatie (zie
Handreiking voor lokale analyse).
De kleur van de strategie in de LN-kaart heeft alleen betrekking op de gebouwen die in het startjaar 2019 nog met aardgas werden verwarmd. Als een deel van de gebouwen in een buurt in 2019 al op een warmtenet is aangesloten, dan is verondersteld dat dat zo blijft. Dat geldt ook in buurten die een andere kleur krijgen dan die van MT-warmtenetten. Bij het maken van de LN-kaart is rekening gehouden met de beschikbaarheid van groengas en warmtebronnen (waterstof is niet meegenomen in de LN-kaart). Dat kan er toe leiden dat een buurt waar bijv. S4 de laagste nationale kosten heeft, toch de kleur van een andere strategie krijgt omdat de waarde van groengas in die buurt lager is dan de oriëntatiewaarde (zie het
Gemeenterapport voor extra uitleg).
Woningequivalent (weq): een weq is gelijk aan 130m2 vloeroppervlak van een bedrijfsgebouw in de utiliteitssector. Met deze maat kunnen woningen en bedrijfsgebouwen op een zinvolle manier bij elkaar worden opgeteld.
Eindgebruikerskosten: zijn alle kosten die een eindgebruiker betaalt voor de omschakeling op aardgasvrij verwarmen. Dat zijn kosten voor energie en voor het gebruik van installaties en isolatie; daarin zijn alle subsidies en belastingen verwerkt. Eindgebruikers zijn in de eerste plaats huurders en eigenaar-gebruikers van gebouwen. Daarnaast worden ook de kosten van de verhuurders, energiebedrijven en de overheid inzichtelijk gemaakt. De jaarlijkse kosten die gepaard gaan met investeringen in isolatie en installaties (zoals afschrijvings- en rentekosten) worden berekend op basis van de marktrente die voor elke eindgebruiker van toepassing is. De eindgebruikerskosten maken geen onderdeel uit van de Startanalyse.
CBS gemeente-, wijk- en buurtcodes
Zie de pagina 'Kerncijfers wijken en buurten 2019' op de website van het CBS voor lijsten met de gemeente-, wijk- en buurtcodes.
Voor een uitgebreide toelichting op de indicatoren, zie het gemeenterapport.
Referentiecode | Referentienaam | Omschrijving |
---|---|---|
Ref2019 | Referentie 2019 | De warmtevoorziening in het recenste jaar waarvoor voldoende informatie beschikbaar is. |
Ref2030 | Referentie 2030 | Situatie in 2030 waarin rekening wordt gehouden met de verwachte nationale kosten van aardgas, de kosten van klimaatneutrale elektriciteit en een dalende energievraag voor verwarming ten gevolge van de verwachte temperatuurstijging door klimaatverandering. In de gebouwde omgeving worden (anders dan in SA-2019) geen maatregelen genomen voor energiebesparing of reductie van de CO2-uitstoot. Ook blijft het effect van sloop en nieuwbouw vanaf 2019 buiten beschouwing. |
Strategiecode | Strategienaam | Omschrijving |
---|---|---|
S1 | Strategie 1 | Individuele elektrische warmtepomp |
S1a | variant 1a | Luchtwarmtepomp, isolatiegraad B+ |
S1b | variant 1b | Bodemwarmtepomp, isolatiegraad B+ |
S2 | Strategie 2 | Warmtenet met midden- tot hogetemperatuurbron |
S2a | variant 2a | Middentemperatuur (MT) Restwarmte, isolatiegraad B+ |
S2b | variant 2b | Middentemperatuur (MT) Geothermie, isolatiegraad B+ |
S2c | variant 2c | Middentemperatuur (MT) Geothermie overal, isolatiegraad B+ |
S2d | variant 2d | Middentemperatuur (MT) Restwarmte, isolatiegraad D+ |
S2e | variant 2e | Middentemperatuur (MT) Geothermie, isolatiegraad D+ |
S2f | variant 2f | Middentemperatuur (MT) Geothermie overal, isolatiegraad D+ |
S3 | Strategie 3 | Warmtenet met lagetemperatuurbron |
S3a | variant 3a | Lagetemperatuur (LT) warmtebron, levering 30°C, isolatiegraad B+ |
S3b | variant 3b | Lagetemperatuur (LT) warmtebron, levering 70°C, isolatiegraad B+ |
S3c | variant 3c | Warmte-koudeoplsag (WKO), levering 70°C hele buurt, isolatiegraad B+ |
S3d | variant 3d | Warmtekoudeopslag (WKO), levering 50°C, isolatiegraad B+ |
S3e | variant 3e | Thermische energie uit oppervlaktewater (TEO) met warmtekoudeopslag (WKO), levering 70°C, isolatiegraad B+ |
S3f | variant 3f | Lagetemperatuur (LT) warmtebron, levering 70°C, isolatiegraad D+ |
S3g | variant 3g | Warmte-koudeoplsag (WKO), levering 70°C hele buurt, isolatiegraad D+ |
S3h | variant 3h | Thermische energie uit oppervlaktewater (TEO) met warmtekoudeopslag (WKO), levering 70°C, isolatiegraad D+ |
S4 | Strategie 4 | Groengas |
S4a | variant 4a | Groengas met hybride warmtepomp, isolatiegraad B+ |
S4b | variant 4b | Groengas met hr-ketel, isolatiegraad B+ |
S4c | varaint 4c | Groengas met hybride warmtepomp, isolatiegraad D+ |
S4d | variant 4d | Groengas met hr-ketel, isolatiegraad D+ |
S5 | Strategie 5 | Waterstof |
S45 | variant 5a | Waterstof met hybride warmtepomp, isolatiegraad B+ |
S5b | variant 5b | Waterstof met hr-ketel, isolatiegraad B+ |
S5c | varaint 5c | Waterstof met hybride warmtepomp, isolatiegraad D+ |
S5d | variant 5d | Waterstof met hr-ketel, isolatiegraad D+ |
LN | Laagste Nationale Kosten | LN is geen zelfstandige strategie, maar een selectie per buurt van de strategie met de laagste nationale kosten. Gemeenten kunnen de kostenberekening corrigeren met lokale data of argumenten hebben om een andere strategie te kiezen dan die met de laagste nationale kosten. |
De varianten (S2c en S2f) respectievelijk (S3c en S3g) zijn doorgerekend om voor iedere buurt inzicht te geven in de verschillende kostenposten van warmtenetten. Daartoe is verondersteld dat geothermie respectievelijk WKO in iedere buurt mogelijk is. Omdat dit in werkelijkheid niet zo hoeft te zijn, doen deze varianten niet mee in de selectie van varianten met de laagste nationale kosten voor strategie S2 respectievelijk S3.
Code | Indicator | Eenheid |
---|---|---|
V01 | Strategievariant | code |
H01 | Energieverbruik | GJ/weq/jaar |
H02 | - waarvan Ruimteverwarming | GJ/weq/jaar |
H03 | - waarvan warmtapwater | GJ/weq/jaar |
H04 | - waarvan ventilatie | GJ/weq/jaar |
H05 | - waarvan koude | GJ/weq/jaar |
H06 | - waarvan apparaten en licht | GJ/weq/jaar |
H07 | Warmteverbruik per hectare | GJ/ha |
H08 | Totaal energielevering | GJ/weq/jaar |
H09 | - waarvan aardgas | GJ/weq/jaar |
H10 | - waarvan duurzaam gas2 | GJ/weq/jaar |
H11 | - waarvan elektriciteit | GJ/weq/jaar |
H12 | - waarvan MT warmtebronnen | GJ/weq/jaar |
H13 | - waarvan LT warmtebronnen | GJ/weq/jaar |
H14 | - waarvan overig | GJ/weq/jaar |
H15 | CO2-uitstoot (van energielevering) | ton/jaar |
H16 | Extra nationale kosten t.o.v. ref 2030 | €/jaar |
H17 | Extra nationale kosten per ton CO2-reductie | €/ton/jaar |
H18 | Extra nationale kosten per weq | €/weq/jaar |
H17: In de nationale kosten (per ton CO2) zitten de totale kosten in Nederland van alle maatregelen die nodig zijn om een strategie uit te voeren (minus de baten van energiebesparing), ongeacht wie die kosten betaalt, exclusief belastingen, heffingen en subsidies. De jaarlijkse kosten van investeringen (afschrijvingen plus rente) worden daarbij bepaald op basis van de nationale discontovoet van 3 procent, wat afwijkt van de marktrente die voor verschillende partije van toepassing is.
Code | Indicator | Eenheid |
---|---|---|
A01 | aantal aansluitingen aardgas | aantal/buurt |
A02 | aantal aansluitingen eWP | aantal/buurt |
A03 | aantal aansluitingen MT | aantal/buurt |
A04 | aantal aansluitingen LT | aantal/buurt |
A05 | aantal aansluitingen hWP met DG | aantal/buurt |
A06 | A06 aantal aansluitingen HR met DG aantal / buurt | aantal/buurt |
WB# | (bouw)type woning | beschrijving |
WL# | energielabel woning | label A-G |
UB# | (bouw)type utiliteit | beschrijving |
Code | Indicator | Eenheid |
---|---|---|
G01 | N.K. bij veel kostenreductie | €/ton CO2 |
G02 | N.K. bij weinig kostenreductie | €/ton CO2 |
G03 | N.K. bij hogere energieprijzen | €/ton CO2 |
G04 | N.K. bij lagere energieprijzen | €/ton CO2 |
Code | Indicator | Eenheid |
---|---|---|
Kapitaallasten | ||
K01 | Kapitaalslasten elektriciteits- en gasnetten: E-net verzwaren | €/jaar |
K02 | Kapitaalslasten elektriciteits- en gasnetten: G-net verwijderen | €/jaar |
K03 | Kapitaalslasten elektriciteits- en gasnetten: G-net aanpassen | €/jaar |
K04 | Kapitaalslasten warmtenetten: Warmtedistributie buurt | €/jaar |
K05 | Kapitaalslasten warmtenetten: Warmtedistributie pand | €/jaar |
K06 | Kapitaalslasten warmtenetten: Warmtetransport | €/jaar |
K07 | Kapitaalslasten warmtenetten: Warmtebronnen | €/jaar |
K08 | Kapitaalslasten gebouwen: Schilmaatregelen | €/jaar |
K09 | Kapitaalslasten gebouwen: Installaties | €/jaar |
K10 | Kapitaalslasten totaal: Totaal extra kapitaalslasten | €/jaar |
Variabele kosten | ||
K11 | Energie-inkoop: Inkoop warmte | €/jaar |
K12 | Energie-inkoop: Inkoop gas | €/jaar |
K13 | Energie-inkoop: Inkoop elektriciteit | €/jaar |
K14 | Onderhoud en Beheer: gebouwen | €/jaar |
K15 | Onderhoud en Beheer: warmtenetten | €/jaar |
K16 | Onderhoud en Beheer: E- en G- netten | €/jaar |
K17 | Totaal en extra variabele kosten: Totaal variabele kosten | €/jaar |
K18 | Totaal en extra variabele kosten: Extra variabele kosten ten opzichte van de referentie | €/jaar |
Code | Indicator | Eenheid | Toelichting |
---|---|---|---|
1.1 | Aantal woningen | - | - |
1.2 | Aantal utiliteitsgebouwen | - | - |
1.3 | Aantal woningequivalenten | - | - |
1.4 | Gebouwgegevens | - | - |
1.4.1 | Energielabel (inzoomen) | - | - |
1.4.2 | Bouwjaar en type per gebouw (inzoomen) | - | - |
1.5 | Bestaande warmtenetten (% aangesloten) | - | Indien warmtenet aanwezig, percentage van buurt aangesloten op bestaande warmtenet |
1.6 | Warmtebronnen MT | - | Locatie aanwezige MT-warmtebronnen |
1.7 | Warmtebronnen LT | - | Locatie aanwezige LT-warmtebronnen |
1.8 | WKO contour | - | Contourkaart Warmte-Koude Opslag (WKO) |
1.9 | Geothermie contour | - | Countourkaart geothermie |
1.1 | Aquathermie contour | - | Contourkaart Aquathermie |
1.11.1 | Totaal energieverbruik 2019 | GJ/weq/jaar | Het jaarlijkse gemiddelde energieverbruik van de buurt per woningequivalent (weq) |
1.11.2 | Ruimteverwarming 2019 | GJ/weq/jaar | Energieverbruik waarvan ruimteverwarming |
1.11.3 | Warm tapwater 2019 | GJ/weq/jaar | Energieverbruik waarvan warm tapwater |
1.11.4 | Ventilatie 2019 | GJ/weq/jaar | Energieverbruik waarvan ventilatie |
1.11.5 | Koude 2019 | GJ/weq/jaar | Energieverbruik waarvan koude |
1.11.6 | Apparaten en licht 2019 | GJ/weq/jaar | Energieverbruik waarvan apparaten en licht |
1.11.7 | Warmteverbruik per hectare 2019 | GJ/ha/jaar | - |
1.12.1 | Aardgas 2019 | GJ/weq/jaar | Energielevering waarvan aardgas |
1.12.2 | Elektriciteit 2019 | GJ/weq/jaar | Energielevering waarvan elektriciteit |
1.12.3 | Warmtebron MT 2019 | GJ/weq/jaar | Energielevering waarvan MT-warmtebron |
1.12.4 | Warmtebron LT 2019 | GJ/weq/jaar | Energielevering waarvan LT-warmtebron |
Code | Indicator | Eenheid | Toelichting |
---|---|---|---|
R1.1 | Totaal energieverbruik 2030 | GJ/weq/jaar | Het jaarlijkse gemiddelde energieverbruik van de buurt per woningequivalent (weq) |
R1.2 | Ruimteverwarming 2030 | GJ/weq/jaar | Energieverbruik waarvan ruimteverwarming |
R1.3 | Warm tapwater 2030 | GJ/weq/jaar | Energieverbruik waarvan warm tapwater |
R1.4 | Ventilatie 2030 | GJ/weq/jaar | Energieverbruik waarvan ventilatie |
R1.5 | Koude 2030 | GJ/weq/jaar | Energieverbruik waarvan koude |
R1.6 | Apparaten en licht 2030 | GJ/weq/jaar | Energieverbruik waarvan apparaten en licht |
R1.7 | Warmteverbruik per hectare 2030 | GJ/ha/jaar | - |
R2.1 | Aardgas 2030 | GJ/weq/jaar | Energielevering waarvan aardgas |
R2.2 | Elektriciteit 2030 | GJ/weq/jaar | Energielevering waarvan elektriciteit |
R2.3 | Warmtebron MT 2030 | GJ/weq/jaar | Energielevering waarvan MT-warmtebron |
R2.4 | Warmtebron LT 20302 | GJ/weq/jaar | Energielevering waarvan LT-warmtebron |
R3 | CO2-uitstoot | ton/jaar | CO2-uitstoot door energielevering |
S# 1 | Nationale kosten t.o.v. referentie 2030 | €/ton CO2 | Extra nationale kosten per ton CO2-reductie |
S# 2.1 | Totaal energieverbruik | GJ/weq/jaar | Het jaarlijkse gemiddelde energieverbruik van de buurt per woningequivalent (weq) |
S# 2.2 | Ruimteverwarming | GJ/weq/jaar | Energieverbruik waarvan ruimteverwarming |
S# 2.3 | Warm tapwater | GJ/weq/jaar | Energieverbruik waarvan warm tapwater |
S# 2.4 | Ventilatie | GJ/weq/jaar | Energieverbruik waarvan ventilatie |
S# 2.5 | Koude | GJ/weq/jaar | Energieverbruik waarvan koude |
S# 2.6 | Apparaten en licht | GJ/weq/jaar | Energieverbruik waarvan apparaten en licht |
S# 2.7 | Warmteverbruik per hectare | GJ/ha/jaar | - |
S# 3.1 | Duurzaam gas | GJ/weq/jaar | Energielevering waarvan aardgas |
S# 3.2 | Elektriciteit | GJ/weq/jaar | Energielevering waarvan elektriciteit |
S# 3.3 | Warmtebron MT | GJ/weq/jaar | Energielevering waarvan MT-warmtebron |
S# 3.4 | Warmtebron LT | GJ/weq/jaar | Energielevering waarvan LT-warmtebron |
Code | Indicator | Eenheid | Toelichting |
---|---|---|---|
S# 1.1 | N.K. bij veel kostenreductie | €/ton CO2 | Resultaat bij wijziging kostenreductie door leerprocessen en technologieontwikkeling |
S# 1.2 | N.K. bij weinig kostenreductie | €/ton CO2 | Resultaat bij wijziging kostenreductie door leerprocessen en technologieontwikkeling |
S# 1.3 | N.K. bij hogere energieprijzen | €/ton CO2 | Resultaat bij alternatieve ontwikkeling van energieprijzen |
S# 1.4 | N.K. bij lagere energieprijzen | €/ton CO2 | Resultaat bij alternatieve ontwikkeling van energieprijzen |
LN 1.1 | N.K. bij veel kostenreductie | €/ton CO2 | Resultaat bij wijziging kostenreductie door leerprocessen en technologieontwikkeling |
LN 1.2 | N.K. bij weinig kostenreductie | €/ton CO2 | Resultaat bij wijziging kostenreductie door leerprocessen en technologieontwikkeling |
LN 1.3 | N.K. bij hogere energieprijzen | €/ton CO2 | Resultaat bij alternatieve ontwikkeling van energieprijzen |
LN 1.4 | N.K. bij lagere energieprijzen | €/ton CO2 | Resultaat bij alternatieve ontwikkeling van energieprijzen |
Code | Indicator | Toelichting |
---|---|---|
4.1 | Gemeentecontouren | Gemeentegrenzen |
4.2 | Buurtcode | Buurtcode, zoals gehanteerd door het CBS |
4.3 | Buurtnaam | - |
4.4 | Wijkcode | Wijkcode, zoals gehanteerd door het CBS |
4.5 | Wijknaam | - |
4.6 | Gemeentecode | Gemeentecode, zoals gehanteerd door het CBS |
4.7 | Gemeentenaam | - |
4.8 | Energieregionaam | Energieregionaam, zoals gehanteerd door het NPRES |
4.9 | Provincienaam | - |
De Samenvattende pagina is een goed startpunt om per buurt de vijf strategieën te vergelijken. Op het tabblad Hoofduitkomsten vind je informatie over de samenstelling van de woningvoorraad in het startjaar 2019, de berekende nationale kosten en het aantal aansluitingen per type infrastructuur in elke strategie in 2030. Op het tabblad Kosten vind je een uitsplitsing van de berekende kosten per strategie. Er is ook een tabblad met de resultaten van een gevoeligheidsanalyse en de locatie van de relevante warmtebron.
Het PBL werkt met de best beschikbare gegevens en methoden, maar aanvaardt desondanks geen enkele aansprakelijkheid uit welke hoofde dan ook voor het gebruik van de in deze publicatie vermelde onderzoeksresultaten en het toepassen van de daarin beschreven gegevens en methodieken.
Iedere gemeente kan beschikken over:
Een handleiding voor gemeenterapporten met hierin voor alle gemeenten dezelfde uitleg over de Startanalyse en een toelichting op de tabellen en figuren.
De tabellen en figuren, specifiek voor iedere buurt van een gemeente. Deze bestanden, met voor elke buurt de uitkomsten van de berekeningen voor de verschillende strategieën S1 tot en met S5, staan voor iedere gemeente in een zip-file.
Elke zip-file bevat:
De tabellen voor gemeente en buurten in pdf (twee bestanden).
De tabellen voor gemeente en buurten in Excel-bestanden (extensie csv) (drie bestanden).
Bovenstaande gegevens zijn bereikbaar voor iedereen die toegang heeft tot de viewer. In toevoeging hierop is ook een extra datapakket beschikbaar. Dit datapakket bevat zeer gedetailleerde informatie voor elk gebouw in een gemeente en is op aanvraag beschikbaar. Je kunt hiervoor een mail sturen naar startanalyse@pbl.nl. De gemeente kan dit datapakket vervolgens zelf beschikbaar stellen aan derden voor vervolganalyses. Datapakketten kunnen gebruikt worden voor aanvullende analyses met andere modellen of met een GIS-tool.