In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 brak een stormvloed de dijken door op meer dan 90 plaatsen in het zuidwesten van Nederland. De vernietigende vloed die hierop volgde kostte meer dan 1800 mensen het leven. Ook vele dieren kwamen om. De schade bedroeg toen ruim 700 miljoen euro, wat nu neer zou komen op ruim 5,8 miljard euro.
Deze ramp was de aanleiding voor de Deltawerken en voor een omvangrijke versterking van de bestaande dijken. Daardoor is Nederland nu het best beschermde deltagebied in de wereld.
Toch kan het risico op een overstroming nooit helemaal worden uitgesloten. Ongeveer 59% van het Nederlandse landoppervlak loopt een overstromingsrisico: 26% ligt onder zeeniveau, 29% kan overstromen als rivieren massaal buiten hun oevers treden en 4% ligt buitendijks. Gezien de potentiële gevolgen behoren overstromingen tot de ergste rampen die Nederland kunnen treffen.
Hoewel de kans op een overstroming aanzienlijk verminderd is, blijft er wel een risico. En de potentiële gevolgen zijn enorm; een overstroming kan vele mensen het leven kosten en grote economische schade veroorzaken.
Sinds 1953 is de Nederlandse bevolking met 65% gegroeid, en de economie nog veel meer. Bijna 70% van de bevolking woont vandaag de dag in overstromingsgevoelige gebieden: dit aandeel zal nog toenemen door groei in de overstromingsgevoelige Randstad en een bevolkingskrimp in de hoger gelegen rurale gebieden in het oosten en zuiden van het land.
De schaal van ontwrichting en verwoesting door een overstroming zou nu daarom aanzienlijk groter zijn dan 65 jaar geleden. In de dichtbevolkte en laaggelegen gebieden zouden duizenden doden kunnen vallen. En vele duizenden meer zouden getroffen kunnen worden op andere manieren. Beschadiging of uitval van vitale functies zoals elektriciteit, drinkwater en ICT-netwerken kan namelijk leiden tot maatschappelijke ontwrichting. De verwachting is dat de risico’s in de toekomst zullen blijven toenemen, door klimaatverandering en de continue groei van zowel de bevolking in risicogebieden als de economie.
De Rijksoverheid heeft nieuw waterveiligheidsbeleid opgesteld om met deze toekomstige risico’s om te gaan. Dit beleid focust op twee doelen:
De combinatie van bescherming en beheersing staat ook wel bekend als meerlaagsveiligheid. Er zijn drie lagen:
Een groot aantal dijken wordt nu en in de komende decennia versterkt. Op bepaalde locaties zijn de veiligheidsnormen verhoogd omdat het aantal potentiële doden en gewonden in die gebieden groot is.
De kans op dijkdoorbraken zal door de versterking aanzienlijk verminderen. Wel ontstaat er bij hoog water een grotere kans dat de dijken overlopen, met ook een overstroming tot gevolg. Een overstroming die wordt veroorzaakt door overloop, veroorzaakt echter veel minder schade en slachtoffers dan een dijkdoorbraak. Het water gutst dan in beperktere hoeveelheden over een dijk het land op, waardoor het overstroomde gebied kleiner is. Wanneer dijken dreigen door te breken kan een dijkgraaf water ook gecontroleerd over de dijk heen laten lopen om de druk op de dijk te verminderen.
Om de versterking en het onderhoud te bekostigen heeft de Rijksoverheid een jaarlijks budget van rond de 1 miljard euro. Het totale budget van het Deltafonds 2016-2028 is 15,2 miljard euro waarvan ongeveer 60% gebruikt gaat worden voor extra versterking van dijken.
Bij overloop is de grootte van een overstroomd gebied veel kleiner dan bij een dijkdoorbraak. Ook het aantal potentiële slachtoffers is daardoor kleiner. In Zuid-Flevoland bijvoorbeeld, leidt overloop tot de helft van het potentieel onder te lopen gebied, en tot 95% minder slachtoffers dan bij een ‘echte’ overstroming. In Zuid-Flevoland, grenzend aan het IJsselmeer, wonen in een polder van 430 km2 200.000 mensen.
Bij een overstroming kan het aantal slachtoffers worden gereduceerd door mensen uit het bedreigde gebied te evacueren. De meeste mensen zullen zelf ook instinctief in hun auto springen in een poging elders veiligheid te zoeken. Maar daar is niet altijd tijd voor. Ze lopen dan zelfs het risico om juist vast te komen te zitten in nog gevaarlijker situaties, zoals laaggelegen polders.
De meeste mensen zijn veilig in hun eigen huizen op hoger gelegen verdiepingen. Als hun huizen te laag liggen, dan kan in de meeste gevallen veiligheid gevonden worden in nabije openbare gebouwen of kantoren. Nieuwe gebouwen zouden zo ontworpen kunnen worden dat deze kunnen dienen als overstromingsbestendige toevluchtsoorden, bijvoorbeeld door ze op verhoogde stukken grond te bouwen.
In het geval van een overstroming, kan ongeveer een derde van de Utrechtse populatie, die bestaat uit 340.000 inwoners, in het eigen huis een veilig heenkomen vinden.
Het Nederlandse waterveiligheidsbeleid is vooral gericht op het verminderen van het potentiële aantal slachtoffers. Dat betekent dat de focus niet meer alleen ligt op het versterken van dijken en waterkeringen, maar ook op verschillende aanpassingen in ruimtelijke planning en crisisbeheersing. Sommige van deze aanpassingen hebben decennia nodig om te worden geïmplementeerd. Andere aanpassingen worden al uitgevoerd, denk aan het project Ruimte voor de Rivier. Zo worden de grote gevolgen zo veel mogelijk beperkt, hoe klein de kans op een overstroming ook is.