Het binnenstedelijk gebied wordt gekenmerkt door hoogwaardige stadscampussen, veel kantoren en zowel groene als technische maatregelen tegen hittestress en wateroverlast.
Het werkgebied laat op- en overslag en verwerking van biogrondstoffen en goederen zien, evenals import, opslag en doorvoer van circulaire materialen (onder andere recycling). Daarnaast zijn er combinaties met agribusiness.
In het stadsrandgebied groeit de stad het land in. Nadruk op functiescheiding. Ongelijkheid tussen wijken.
In het landelijk gebied is grootschalige, hoogtechnologische landbouw dominant. Natuurgebieden en belevenisparken vormen een belangrijk onderdeel van het internationale vestigingsklimaat.
Het binnenstedelijk gebied wordt gekenmerkt door tijdelijk, flexibel gebruik van gebouwen, onder andere met behulp van digitale (her)programmering van ruimtes. De openbare ruimte is functioneel ingericht en matig onderhouden.
In het werkgebied bevinden zich grote datacentra en een duidelijk zichtbaar elektriciteitsnetwerk. Goederenstromen zijn geslonken.
Het stadsrandgebied laat grillige verstedelijking met een lage bebouwingsdichtheid zien. De overgangen tussen stad en land zijn gefragmenteerd en veranderlijk.
Het landelijk gebied kent pop-up-natuur in ‘pauzelandschappen’. Er is weinig samenhang in natuurontwikkeling en watersysteem. Het landschap is versnipperd.
In het binnenstedelijk gebied is er veel stedelijke bebouwing met gemengde functies rond knooppunten van openbaar vervoer. De stad is natuurinclusief en klimaatadaptief ingericht en in de openbare ruimte is veel ruimte voor lopen en fietsen.
In het werkgebied bevinden zich hubs voor verwerking, opslag en hergebruik van biogrondstoffen en bouwmateriaal. Tussen de gebouwen en aan de rand van het gebied zijn groene buffers en een getijdenpark aangelegd.
Het land komt de stad in. Het stadsrandgebied wordt gekenmerkt door groenblauwe stad-landverbindingen met waterberging. Daarnaast bevinden zich in dit gebied stadshubs voor opslag van circulaire producten, stadsdistributie en reparatie.
Het landelijk gebied wordt gekenmerkt door klimaatbestendige landschappen met veel natuur en bos. Door de eiwittransitie (overstap naar plantaardig voedsel) is de intensieve veehouderij verdwenen. Het landbouwgebied is natuurinclusief en hoogtechnologisch ingericht. Duurzaam waterbeheer speelt een centrale rol.
In het binnenstedelijk gebied bevinden zich stadswijken met verschillende identiteiten. Er is veel kleinschalige stedelijke bedrijvigheid. Klimaatadaptatie op buurt- en wijkniveau: de stad is een spons.
In het werkgebied bevinden zich regionale circulaire reparatie- en bouwhubs en kleinschalige bedrijven voor de verwerking van biogrondstoffen. Glastuinbouw wordt meer onderdeel van gemengde werkgebieden, zodat (plantaardige) reststromen en energie kunnen worden uitgewisseld.
Geleidelijke overgang tussen stad en land. Het stadsrandgebied wordt gekenmerkt door multifunctionele wijken met pleinen en buurthuizen. Functiemenging in de vorm van onder andere voedselbossen, tuinbouw, groen wonen, volkstuinen, stadslandbouw en recreatie.
Het landelijk gebied kent een combinatie van gevarieerde landschappen met kleinschalige woningbouw en functies die vanwege overlast in woonkernen ongewenst zijn. De landbouw is op regionale ketens gericht.