In de Atlas van de Regio staan kaarten over het bodemgebruik van werkgebieden en de ruimtelijke verdeling van banen. Het totale ruimtegebruik door werklocaties is tussen 1996 en 2015 toegenomen, maar er zijn wel twee tegengestelde trends zichtbaar. Sinds halverwege de jaren negentig tot ongeveer 2008 is de economie snel gegroeid en dat ging gepaard met een toename van de productie en werkgelegenheid. Hierdoor zijn de werklocaties ook sterk uitgebreid. Tegelijkertijd nam in deze periode de behoefte aan ruimte voor werklocaties ook enigszins af, omdat de dienstensector het snelst groeide en er ook in de andere sectoren productieactiviteiten verschoven naar kantoorwerkzaamheden. Door deze ‘verdienstelijking’ is per werknemer minder ruimte nodig, omdat kantoorwerkzaamheden compacter en meer in hoogbouw worden verricht. Dit kan echter het effect van de economische groei niet compenseren, waardoor het ruimtebeslag door werklocaties per saldo is toegenomen.

Ontwikkeling werkgebied 1996–2015 in de regio Twente
Ontwikkeling werkgebied 1996–2015 in de regio Twente

Ruimtelijke ontwikkeling tussen 1996 en 2015

In de periode tussen 1996 en 2015 is het bodemgebruik van het werkgebied gegroeid van 600 km2 naar 863 km2. Het areaal werkgebied nam in deze periode met 44 procent (263 km2) toe (PBL 2020). Dat is duidelijk hoger dan de toename van het areaal woongebied dat in dezelfde periode steeg met 10 procent (220 km2). Tot het werkgebied behoren volgens het Bestand Bodemgebruik (BBG) van het CBS onder meer fabrieksterreinen, haventerreinen, veilingterreinen, tentoonstellingsterreinen, logistieke terreinen, groothandelscomplexen, kantoorgebouwen en de bijbehorende parkeerterreinen.

Omgevingsbeleid voor werkgebieden

Een ‘duurzaam economisch groeipotentieel’ is één van de vier centrale prioriteiten van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Hierbij streeft de Novi naar economie die ‘duurzaam, circulair, kennisintensief en internationaal concurrerend’ is. Met betrekking op het ruimtegebruik van industrie en werkgebieden zal volgens de NOVI zo veel mogelijk moeten worden gezocht naar ‘het optimaliseren van het huidige (milieu-)ruimtegebruik door compacter ruimtegebruik, het verkorten van ketens, het reduceren van emissies aan de bron en het combineren van functies, onder voorwaarde dat de veiligheid gewaarborgd blijft.’ Volgens de NOVI is toekomstig benodigde ruimtegebruik voor het werkgebied onzeker. De NOVI verwijst daarbij naar de decentrale overheden die gevraagd zijn om, waar nodig, extra ruimte beschikbaar te stellen voor de verdere ontwikkeling en omschakeling naar een duurzame, circulaire economie. Met betrekking op de ontwikkeling van nieuwe distributiecentra en bedrijventerreinen zet de NOVI in op clustering, landschappelijke inpassing en benutting van het dakoppervlak voor het plaatsen van zonnepanelen.

Ontwikkeling banen 2000–2018 in de regio Twente
Ontwikkeling banen 2000–2018 in de regio Twente

Ruimteclaims voor kantoren

De toekomstige ruimteclaims voor kantoren zijn moeilijk in te schatten. Of de kantoorbehoefte zal toe- of afnemen is afhankelijk van een groot aantal factoren, zoals van de economische groei, sectorale ontwikkelingen, het aandeel kantoorbanen en het aantal vierkante meters kantoor per baan. Daarnaast zijn de effecten van de coronacrisis op de kantorenmarkt lastig in te schatten. Het is immers goed mogelijk dat een grotere groep mensen ook op de langere termijn meer thuis gaat werken waardoor de vraag naar kantoorruimte gaat afnemen.

De PBL beleidsstudie De toekomst van kantoren (Buitelaar et al. 2017) heeft voor de berekening van de kantoorbehoefte gebruik gemaakt van de scenariostudie Welvaart en Leefomgeving (WLO) die het CPB en het PBL eind 2015 hebben uitgebracht. Volgens de studie zal de kantoorbehoefte in 2050 in het hoge groeiscenario ongeveer 48 miljoen vierkante meter bedragen. Dat is 95 procent van de omvang van de huidige kantorenvoorraad. In het lage groeiscenario daalt het totale aantal banen én het aandeel kantoorbanen, door minder groei in de zakelijke dienstverlening. Hierdoor daalt de kantoorbehoefte naar een oppervlak van minder dan 30 miljoen vierkante meter. In 2030 komt dat neer op 67 procent van de huidige voorraad, en in 2050 op 54 procent.

Volgens de PBL studie zal, ondanks de te verwachten afname van de behoefte, nieuwbouw van kantoren nodig blijven, omdat bestaande kantoorgebouwen en kantoorlocaties verouderen en incourant raken. Dit geldt zowel in het hoge als in het lage economische scenario. Volgens de auteurs van de studie hoeft nieuwbouw niet altijd op dezelfde plek, maar kan ook elders, bijvoorbeeld op een aantrekkelijkere locatie. Met name goed bereikbare locaties met een groot en divers voorzieningenaanbod in de nabijheid lijken potentie te hebben. Met betrekking tot de afstemming van kantoorlocaties kunnen provincies kunnen een belangrijke rol spelen, omdat zij in staat zijn bovenlokale keuzes te maken en het juridische instrumentarium ter beschikking hebben om die vervolgens af te dwingen.

Bedrijventerreinen en distributiecentra

Nieuwe bedrijventerreinen liggen vaak in de buurt van vervoersinfrastructuur. Volgens de Balans van de Leefomgeving (PBL 2020) zijn vanaf 2013 meer dan honderd ‘megadistributiecentra’ gebouwd, onder meer gestimuleerd door de logistieke functie van Nederland, de opkomst van webwinkels en het gunstige Nederlandse belastingklimaat. Ook zijn er grote datacentra bijgekomen, vanwege de goede ligging van Nederland ten opzichte van de internet-infrastructuur. Waar de nationale ruimtelijke ordening zich in het verleden met de ontwikkelingen rond wonen bemoeide, zijn bedrijventerreinen al lange tijd de verantwoordelijkheid van gemeenten. Zij stellen in onderlinge concurrentie grond ter beschikking om werkgelegenheid naar de gemeente toe te kunnen trekken, met inefficiënt grondgebruik als gevolg (PBL 2009). Met betrekking op de ontwikkeling van nieuwe distributiecentra en bedrijventerreinen zet de NOVI in op clustering, landschappelijke inpassing en benutting van het dakoppervlak voor het plaatsen van zonnepanelen. De NOVI geeft aan dat de ‘aaneenschakeling van grootschalige, eenvormige bebouwing bijvoorbeeld voor opslag- en distributiecentra langs (rijks)wegen’ niet wenselijk is.

Meer informatie